1. |
Hellevaart
05:50
|
|||
Boven hem jagen de wolken
Er blaast een straffe bries
De zon is reeds gezonken
Ver achter het riet
De schipper schrikt op
Door een ijzige windvlaag
De wal komt dichterbij
Langzaam is hij afgedwaald
Een donker geraamte staat op de kant
Hoorns als een geit, ogen vol brand
In het donker op het water
Met gehesen zeil
Voer de visser met zijn botter
Recht naar de hel
Hij rukt aan het roer
Maar het mag niet baten
De boot wordt aangetrokken
Door de duivelsgedaante
De knokige handen
Reiken naar voren
Om het gekrijs van de schipper
In de kiem te smoren
Een donker geraamte staat op de kant
Hoorns als een geit, ogen vol brand
In het donker op het water
Met gehesen zeil
Voer de visser met zijn botter
Recht naar de hel
|
||||
2. |
Slot van Voorst
07:59
|
|||
Ten westen van de stad
Diep in het moeras
Lag de burcht van Heer van Voorst
Grachten, muren, ijzeren poort
Elke koopman wist zijn naam
Heer van Voorst was zeer bekwaam
In het verwerven van een buit
Hij ontnam het schipperslui
'Ruiten en rooven is geen schande
Dat doen de besten in den lande!'
Bisschop Jan van Arkel was vertoornd
Hij sloot met Zwolle een akkoord
Om de gewesten vrij te breken
Van de rover en van zijn streken
Ten westen van de stad
Diep in het moeras
Lag de burcht van Heer van Voorst
Grachten, muren, ijzeren poort
Elke koopman wist zijn naam
Heer van Voorst was zeer bekwaam
In het verwerven van een buit
Hij ontnam het schipperslui
'Ruiten en rooven is geen schande
Dat doen de besten in den lande!'
Heer van Voorst was vertoornd
Toen hij las van het akkoord
Tussen bisschop en de stad
'Voor den avondstond ligt Suol in as!’
Ten westen van de stad
Diep in het moeras
Lag de burcht van Heer van Voorst
Grachten, muren, ijzeren poort
|
||||
3. |
Over de Geute
07:59
|
|||
De storm blies over het water
De lucht is donker en grauw
Over de Geute trok het noodweer
En bracht daarmee de kou
Daar aan de oever lag een botter
Aangemeerd voor de nacht
Windvlagen sloegen het schuim
Over het voordek met brute kracht
De schipper en zijn knecht zaten bij 'n olielamp onder het dek
De vangst was slecht geweest ondanks hun harde werk
Over de Geute trok de storm, de wind joeg voort het zwerk
Stormvlagen bleven beuken maar de botter hield zich sterk
Over de Geute trok de storm, de wind joeg voort het zwerk
De schipper en zijn knecht lagen te rusten onder het dek
De vangst was slecht geweest ondanks hun harde werk
De knecht schrok wakker van stemmen en riep de naam van z'n baas
'Hoor die vreemde tonen, dat gezang klinkt haast onaards!’
De schipper mompelde zachtjes: 'het is nacht, ga slapen en vlug
Want morgen varen wij weer naar onze haven terug!'
Doch de knecht hield voet bij stuk en de schipper kwam bij zinnen
Hij hoorde nu ook de klanken van een schoon maar somber zingen
Steeds weer dezelfde tonen vergezeld door 't orkest van de wind
Ze klimmen rap naar buiten, en zien zwevende zwarte schimmen
De schipper en zijn knecht: als genageld aan het dek
De angst staat in hun ogen, overeind het haar in hun nek
Over de Geute trokken de schimmen als een zwarte vlek
Het gezang klonk schoon en somber, als van een duivelse plek
Over de Geute trokken de schimmen als een zwarte vlek
De schipper en zijn knecht: als genageld aan het dek
De angst staat in hun ogen, overeind het haar in hun nek
Dichterbij, dichterbij
De schimmen trekken aan de bakboordzij
Dichterbij, dichterbij
De botter helt naar de bakboordzij
Dichterbij, dichterbij
De boot schept water aan de bakboordzij
'De lamp die brandt, de lamp die brandt
Maar wij gaan liever over zand'
|
||||
4. |
Vrouwe IJssel
06:21
|
|||
Traag trekt zij een spoor door het land
Bevaren door velen, bedwongen door geen man
De welvaart gebracht, en daarmee ook het eind
Van eenvoud in leven en onbevangenheid
Vrouwe IJssel
Ontsproten als een loot
Levensader
Sinds de moederschoot
Vrouwe IJssel
schenker van de dood
Brengt de uitkomst
Voor hen in zielenood
Traag trekt zij een spoor door het land
Bevaren door velen, bedwongen door geen man
Vervuld van weemoed drijven wij gedwee
Met de sterke stroom van haar watermassa mee
Vrouwe IJssel
Ontsproten als een loot
Levensader
Sinds de moederschoot
Vrouwe IJssel
schenker van de dood
Brengt de uitkomst
Voor hen in zielenood
|
||||
5. |
Wetterman's Waanzin
06:21
|
|||
Krakende longen en een stekende pijn
Een akelige bloedhoest gemengd met slijm
Het lichtpunt van de dag en waar de vrouw voor leeft
Is haar dierbare echtgenoot die medicatie geeft
Maar de ziel van haar man is zwarter dan de nacht
De dienstmaagd is een hoer die een kind van hem verwacht
Alles wordt verzwegen voor de zeer verzwakte vrouw
Hij brengt haar medicatie, en zij neemt deze trouw
Op een koude winterochtend verging zij van de pijn
Het ademen ging lastig door het opgehoopte slijm
Zij ijlde van de koorts en het bloed liep uit haar mond
Ze krijste als een vrouw die door haar manlief werd vermoord
“Op heden den zevenden july achttienhonderd zeven en dertig uit zijne gevangenis gebragt was naar een schavot ten dien einde op de Groote Markt te Zwol opgerigt”
Albert Wetterman
en is aldaar door den Scherprechter met eene strop om den hals aan de galg opgehangen zoo dat er de dood op volgde. Welke executie des middags ten twaalf Uren is verrigt en onder een toevloed van aanschouwers in de beste orde is verlopen.”
Neem je medicijn
Drink het nu maar gauw
Ooit wordt alles beter
Doch helaas niet meer voor jou
|
||||
6. |
Bodemdrift
10:55
|
|||
Het stormde in een dorp gelegen aan de Zuiderzee
De vissers waren dronken, lallend in 't café
Door weelde waren zij al jaren nederigheid kwijt
En wilden louter zuipen en vechten om een meid
De woede was ook deze avond weer van de partij
de reden was onduidbaar maar de uitkomst was een feit
Want voordat iemand iets kon zeggen vloog de eerste fles
en trokken twee verhitte mannen beiden hunner mes
Er ligt onheil op de loer als er gezopen wordt
Er ligt onheil op de loer als er gezopen wordt
Langs dit pad bekrachtigd het rijke vissersdorp zijn lot
Er ligt onheil op de loer als er gezopen wordt
Er ligt onheil op de loer als er gezopen wordt
En zo geschiedde in het bijzijn van de pastoor
En zijn God
De moordlust was bij beider mannen onmiskenbaar groot
Een ieder keek gespannen toe behalve 'Hein De Dood'
Die wachtte rustig af totdat er een voor hem zou zijn
Plots kwam de godvrezende Pastoor vlug dichterbij
De geestelijke ging tussen de vechtersbazen staan
'Vrede met u allen, ik vraag dit in God's naam!'
De mannen keken naar elkaar en toen naar de pastoor
En sneden, naast zijn priesterskleed, zijn hart vol vroomheid door
Er ligt onheil op de loer als er gezopen wordt
Er ligt onheil op de loer als er gezopen wordt
Langs dit pad bekrachtigd het rijke vissersdorp zijn lot
Er ligt onheil op de loer als er gezopen wordt
Er ligt onheil op de loer als er gezopen wordt
En zo geschiedde in het bijzijn van de pastoor
En zijn God
'De zee zal dit dorp verzwelgen!
Jullie zullen je netten scheuren aan de zerken van de vrouwen en kinderen!'
Het water kwam
Het water nam
Het dorp verdween
Het dorp werd zee
|
Streaming and Download help
If you like Suol, you may also like:
Bandcamp Daily your guide to the world of Bandcamp